Lies: Mijn grootmoeder was naaister. Ik heb nooit anders geweten dan dat familieleden hun verstelwerk bij haar binnenbracht en dat ze voor alles een oplossing had. Ik vond het onvoorstelbaar knap dat ze dat allemaal kon. Tegelijkertijd was het voor mij zo vanzelfsprekend dat alles altijd weer te herstellen viel.
Voor mezelf begon het met sokken stoppen. Als tiener had ik al een zwak voor vrolijke, felgekleurde sokken en ik kon het nooit over mijn hart krijgen die zomaar weg te gooien als ze begonnen te verslijten. Bij geen enkel kledingstuk, eigenlijk. Zo knipte ik tal van versleten broeken en t-shirts open om er een soort van patchwork tekeningen op andere t-shirts mee te maken.
Gaandeweg leerde ik ook breien, naaien, haken en borduren. Als er maar draad aan te pas kwam. Als je dan uit ervaring weet hoeveel werk erin kruipt om een kledingstuk van nul te maken, ga je ook moeite doen om kledingstukken te herstellen als ze mankementjes krijgen. Toen ik kinderen kreeg, verhoogde mijn stapel met verstelwerk aanzienlijk. Doorgesleten knietjes waren schering en inslag. Om het voor mezelf leuk te houden, wilde ik niet telkens standaardlappen over die gaten naaien. Zo heb ik visible mending ontdekt, en ging ik die gaten extra opvallend repareren. Samen met mijn kinderen zocht ik naar leuke figuurtjes om over die gaten heen te borduren. Zij blij met het figuurtje, ik blij met het handwerk, en die broekjes blij omdat ze weer wat langer mee konden.
“Zodra je met je eigen handen iets hersteld hebt, apprecieer je het meer.”
Ik herstel vooral veel gaten. Op knieën, in zakken, in jeans die is doorgesleten, mottengaatjes in breigoed, handschoenen, noem maar op. En sokken. Er is altijd wel een sok die wat aandacht en zorg kan gebruiken.
Reparaties waar ik creatief mee aan de slag mag, zijn het leukst. Samen met de klant kijken of we elementen uit het dessin van de stof kunnen gebruiken, bijvoorbeeld. Zo camoufleerde ik ooit een vlek van nagellak met een geborduurde bloem die ik overtekende van de stof zelf. Zit er geen dessin in de stof, dan kunnen we gaan kijken welke interesses de klant heeft, of waar het kledingstuk voor gebruikt wordt. Of dan laten we ons inspireren door de Japanse kunst van sashiko, om mooie geometrische patronen in de herstelling te verwerken.
Daarnaast vind ik het ook leuk om zelf constant bij te leren en op zoek te gaan naar een zo wijd mogelijk gamma aan technieken. Zo ben ik me nu aan het verdiepen in onzichtbaar herstellen. Van breigoed, bijvoorbeeld. En ook in de Japanse techniek kaketsugi, waarbij je draadje per draadje stof naar zijn oorspronkelijke staat herstelt. Ik doe er op dit moment nog een eeuwigheid over, en ik ga er soms scheel van kijken, maar het is zo leuk om te bestuderen hoe dat precies in zijn werk gaat, en welk resultaat dat geeft.
Het brengt mij rust omdat ik erbij moet gaan zitten. Het is een slow art die tijd in beslag neemt, maar door geconcentreerd met mijn handen bezig te zijn en te zien hoe een herstelling vooruit gaat, word ik helemaal zen en kan ik echt onthaasten. En het geeft voldoening omdat elk steekje helpt om een kledingstuk toch weer voor een tijdje te redden van die gigantische afvalberg. Van zodra je met je eigen handen iets hersteld hebt, apprecieer je het meer. Je draagt er meer zorg voor en gaat het de volgende keer weer herstellen.
Tijdens workshops merk ik bijvoorbeeld elke keer opnieuw hoe mensen tijdens het herstellen moeite hebben om ergens aan te beginnen uit schrik om iets fout te doen. Perfectionisme alom. Dan leg ik hen uit dat hun kledingstuk toch al kapot is, dus dat ze eigenlijk niks verkeerds kunnen doen. Eens die drempel genomen is, kan dat perfectionisme – toch voor eventjes – losgelaten worden en zie ik de creativiteit groeien. Als ik dan de mooie resultaten zie die daaruit voortvloeien en hoe mensen tot rust komen terwijl ze handwerken, dan word ik daar oprecht blij van. Omdat zij content naar huis gaan en omdat er toch weer een kledingstuk gered is. Want alle beetjes helpen, echt wel.